Bijna al het geld dat in ons land geïnvesteerd wordt in het
onderwijs, gaat naar personeelskosten. Dat vertelt onderwijsexpert Dirk Van Damme aan VRT Nieuws.
"Een scheve verhouding, die historisch zo is gegroeid", aldus Van Damme. "Maar daardoor blijft nog weinig geld over voor schoolgebouwen, innovatie, leermiddelen en technologie, waar ons onderwijs toch ook behoefte aan heeft."
De loonkost bestaat uit vier elementen, zo zegt Van Damme: “Ten eerste is er de hoogte van het salaris van een leraar zelf. Onze Vlaamse leraren worden zeker in het begin van hun loopbaan behoorlijk goed betaald, in vergelijking met andere landen. Maar door de vlakke loopbaan, met weinig variatie in de opdrachten en de verloning, is het salaris van een leraar op het einde van zijn carrière bij ons nauwelijks hoger dan het OESO-gemiddelde."
Ook klasgrootte is een factor: "Belgische klassen zijn kleiner dan het OESO-gemiddelde en dat maakt het duurder. Als je dus grotere klassen maakt, kun je de salariskost wat drukken.
“We betalen veel leraren, voor het aantal leerlingen dat we hebben”
Onze leerkrachten geven volgens Van Damme tevens minder uren les in vergelijking met andere OESO-landen. "Laat leerkrachten wat meer uren lesgeven en de salariskost gaat ook omlaag.”
De laatste factor is het aantal uren dat de leerlingen les krijgen. Nu krijgen zij meer uren les dan leerlingen in andere landen. "Als de leerlingen minder uren les moeten volgen, heb je ook minder leraren nodig, en daalt de salariskost per leerling", zegt Van Damme. "Dit zijn de keuzes die een nieuwe Vlaamse regering kan maken."
"Wat nu een ideale klasgrootte is, daar is op dit moment internationaal onder wetenschappers veel discussie over", aldus Van Damme. “Maar het blijft een feit, we betalen veel leraren, voor het aantal leerlingen dat we hebben."