Ondanks de vaak gehoorde opmerking dat Belgen massaal geld oppotten, blijkt uit nieuwe cijfers dat een aanzienlijk deel van de gezinnen nog altijd kwetsbaar is bij financiële tegenslagen. Bijna de helft van de huishoudens beschikt over een spaarbuffer die kleiner is dan drie maanden nettoloon. Dat blijkt uit een representatief onderzoek van Keytrade Bank en de Universiteit Gent.
Terwijl vier op de tien Belgische gezinnen erin slagen om meer dan een jaarinkomen opzij te zetten, worstelt een andere grote groep met het opbouwen van voldoende financiële marge. De klassieke vuistregel stelt dat een buffer van zes maanden tot een jaar aan netto-inkomen wenselijk is. Daarmee kunnen onverwachte uitgaven, zoals medische kosten of het verlies van werk, worden opgevangen.
"Als je veel meer spaart dan dat zonder concreet plan, dan is je geld misschien niet optimaal geplaatst," stelt Thierry Ternier, CEO van Keytrade Bank. "In dat geval kan spreiding via beleggingen of vastgoed interessanter zijn."
Waar zit het geld van de Belg?
Het vermogen van de Belg zit nog altijd grotendeels vast in bakstenen. De gezinswoning vertegenwoordigt met 58,8% het grootste deel van het totale vermogen, gevolgd door ander vastgoed (24,2%). Slechts 12,8% van het kapitaal staat op zicht- of spaarrekeningen, wat in absolute cijfers gemiddeld neerkomt op zo’n 25.000 euro per huishouden.
Daarnaast beleggen Belgen ook in fondsen, aandelen, obligaties of pensioensparen. Volgens financiële experts kan verdere spreiding nuttig zijn, zeker nu de rente op klassieke spaarrekeningen historisch laag blijft.