Parijs-Roubaix 2024 had voor Mathieu van der Poel een feest moeten zijn. Een derde overwinning in de Hel van het Noorden, een dominante prestatie, nog maar eens sportieve klasse op het hoogste niveau. Maar het bleef niet bij bloemen en applaus. Tijdens de koers werd hij opnieuw bekogeld, dit keer met een bidon.
Voor José De Cauwer is de maat stilaan vol. “Wat hij over zich heen krijgt, is pure afgunst", zegt de analist in Het Nieuwsblad. Van der Poel krijgt volgens hem een etiket opgeplakt dat niet strookt met de werkelijkheid. “Hij moet er net zo hard voor werken als eender welke renner. Maar in de perceptie is hij het godenkind, de man bij wie alles vanzelf lijkt te gaan.”
De schaduw van Van Aert
Het contrast met Wout van Aert speelt mee, merkt De Cauwer op. “Van Aert wordt gezien als de vechter, de man die telkens terugkomt. Dat maakt mensen sympathiek. Bij Van der Poel zien ze alleen de overwinningen. En dan groeit de wrevel.”
En het is niet enkel sportief. “Zodra ze ‘die Hollander’ zeggen, weet je hoe laat het is,” vervolgt De Cauwer. “Veel Vlamingen kiezen zogezegd voor Van Aert, maar eigenlijk zijn ze vooral tégen Van der Poel. Terwijl ze niet beseffen dat Wouts vader ook gewoon Nederlandse roots heeft.”
Grenzen van verdraagzaamheid
Opvallend: Tadej Pogačar, even dominant en zelfs mysterieuzer dan Van der Poel, blijft gespaard van die vijandigheid. “Misschien omdat hij minder zichtbaar is in Vlaamse koersen. Mathieu is hier élke week te zien, altijd met druk, altijd onder vuur.”
Volgens De Cauwer hoeft Van der Poel zich dit alles niet te laten welgevallen. “Hij heeft zijn fortuin al verdiend. Op een dag zegt hij misschien: ‘Ik ben het beu, ik ga lekker mountainbiken en jullie mogen je koers houden.’ En eerlijk? Ik zou hem geen ongelijk geven.”